Suri & Huacaya alpaca

De alpaca is een kameelachtige en komt oorspronkelijk uit het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte zoals Peru. Maar ook in Ecuador, Bolivia, Chili en Uruguay komt hij voor. Hij gedijt het beste op grote hoogtes van 4.400 tot 5.300 meter. Hij is namelijk bestand tegen hoge en zeer lage temperaturen. Er bestaan twee soorten alpaca’s, de Suri (draadharige, lijkt op dreadlocks) en de Huacaya (de meest voorkomende en wollige variant). Alpaca’s hebben twee tenen en geen hoeven, maar een dikke eeltlaag onder de voeten en hebben in plaats van vier, drie magen.

Voeding

Alpaca’s zijn echte grazers en eten graag gras en hooi. Maar ook een alpacabrokje gaat er wel in.

Gedrag

Alpaca’s leven in haremverband en leven in groepen van twintig dieren. Ze kunnen niet zonder soortgenoten. Een alpaca alleen is gedoemd en zal overlijden aan eenzaamheid. Ook kunnen ze goed opschieten met andere diersoorten. Het bekende geluid van de alpaca is het zachte kreunende hummen.

Voortplanting

Een mannelijke alpaca wordt ook wel een macho en een vrouwtje een hembra genoemd. Een merrie kan het hele jaar door bevrucht worden. Ze hebben namelijk geen cyclus of een bronsttijd. Het mannetje maakt, wanneer hij zin heeft om te paren, een hummend geluid en blijft achter de merrie aan wandelen. Dit geluid stimuleert het vrijkomen van een eicel, waarna het vrouwtje gaat liggen. De paring gebeurt dan ook altijd liggend. De dracht duurt ongeveer 11 tot 12 maanden en er komt één jong (ook wel cria genoemd) ter wereld.

Weetjes

• De wol is zeer geliefd bij spinners en wevers omdat de wol niet jeukt. De vacht komt voor in 22 kleurslagen.
• Een alpaca bevalt altijd overdag (ochtend) en op warmere dagen, zodat het jong de hele dag de tijd heeft om op te drogen. Moeder kan het jong namelijk niet drooglikken dus moet de zon het werk doen.